Ingestuurde bijdrage – Het was een lange, warme en vermoeiende dag geweest en nadat ik lekker had gekookt en op had geruimd, is het tijd om mijn schoonouders uit te zwaaien die een paar dagen gaan wandelen in Zwitserland. Mijn vriendin en ik passen een paar dagen op Pukkie, de dwergschnauzer die erg geliefd is bij mijn schoonouders. Mijn vriendin brengt mijn schoonouders weg en nu is het tijd om samen met mijn hondje en met Pukkie (het logeetje) lekker op de bank te gaan chillen.
Paniek
Net nadat ik mijn schoenen uit had gedaan, klinkt het ‘ding dong’. Er staat iemand aan de voordeur. Voordat ik opendoe kijk ik door het deurraam en zie een jongeman staan die erg zijn best doet om vriendelijk over te komen. Dat zal wel iemand zijn die wat te schooien heeft. Iemand die waarschijnlijk geld komt vragen voor Amnesty International of Greenpeace om ergens in Afrika de Keniaanse trekpapegaai te redden tegen het uitsterven. Zucht, zo geen zin in die gast. Atilla, mijn teckel, gaat zoals altijd wanneer er iemand voor de deur staat als een razende tekeer. Terwijl ik de deur opendoe, maak ik een schoppende beweging en snauw Atilla wat strenge woorden toe. De jongeman kijkt me vriendelijk aan en dan voel ik opeens dat Pukkie tussen mijn benen door naar buiten toe glipt, de Sint Antoniusstraat in.
Er schiet van alles door me heen. Ik blijf verstijfd staan en de paniek slaat toe. De jongeman kijkt me aan en ziet dat ik in shock ben. Hij rent achter Pukkie aan, wat resulteert in een Pukkie die in een volle sprint rechts de straat in rent. Terwijl ik de jongeman wegduw en op blote voeten achter Pukkie aan ren, zie ik hem in de verte nog steeds op volle snelheid wegrennen. “Pukkieee!” Ik denk: ik moet terug om mijn schoenen aan te trekken en de deur te sluiten, want Atilla is alleen en de deur is nog open. Maar als ik dat doe, dan is Pukkie verdwenen. “Pukkie, Pukkie!”, roep ik terwijl ik achter hem aan ren.
Verbazingwekkend schouwspel
Iedereen op straat aanschouwt verbaasd het schouwspel. Een kleine hond in volle sprint en ik zwetend en schreeuwend, rennend op blote voeten achter de hond aan. Pukkie duikt rechts de Sint Servatiusstraat in en ik verlies hem uit het oog. Bij de gedachte dat ik mijn vriendin en haar ouders moet gaan vertellen dat ik dé hond ben kwijtgeraakt, voel ik opeens een oerkracht ontstaan en op blote voeten versnel ik. Ik probeer mijn ademhaling te controleren en na aanwijzingen van mensen op straat, vervolg ik mijn zoektocht naar de op hol geslagen Pukkie. Buiten adem kom ik aan op de Sint Maartenslaan, waar de auto’s ongeduldig langs razen. Een aantal mensen op de hoek wijzen me welke kant Pukkie op is gerend. Het is druk op de weg en terwijl ik ren hoop ik alleen maar dat hij niet wordt doodgereden door een roekeloze automobilist.
Aan de overkant, in de verte, zie ik dat een paar fietsers zijn afgestapt en proberen Pukkie te vangen. Pukkie laat zich echter niet vangen en rent over de rotonde, onder het spoor door de Maaseikerweg op. Ik ren nog steeds achter hem aan, maar de moed begint me steeds meer in de schoenen te zakken die ik niet eens aan heb. Wat me op de been houdt, zijn al die mensen die alles laten vallen of uit hun auto’s stappen om te proberen de hond te vangen. Het zweet breekt me uit en ademhalen wordt steeds moeilijker. Ik ren nu midden op de weg, zwaaiend naar de tegemoetkomende auto’s om vaart te verminderen. Door de stress krijg ik een hele droge mond en praten of roepen gaat steeds moeilijker. Ik stop met praten en focus me op het rennen, wat inmiddels meer op strompelen begint te lijken.
Behendige atleet
Achter me rennen en fietsen verschillende mensen met me mee om te helpen. “Hoe heet hij?”, “Is hij van jou?” en meer van dat soort vragen krijg ik, waar ik niet op kan antwoorden omdat mijn hart in mijn keel bonkt. Een meisje op de fiets stopt voor me en zegt dat ik haar fiets mag gebruiken om de hond in te halen en te vangen. Zonder wat te zeggen stap ik op haar fiets en ondanks de scherpe hoeken op de pedalen trap ik me suf om uiteindelijk in te lopen op Pukkie. De eigenaresse van de fiets rent buiten adem nog steeds achter me aan, met daarachter denk ik haar moeder en nog wat mensen die op hun beurt roepen naar tegemoetkomers om de hond tegen te houden. Een paar Syrische jongens proberen de weg te versperren, maar ook dat mag niet baten. Ze liggen alle drie op de grond, terwijl Pukkie hen als een atleet behendig ontwijkt.
Ondertussen fiets ik naast Pukkie en hij heeft er nog steeds de vaart in. “Pukkie, stop!” Maar hij versnelt en het kost me moeite om hem op de fiets bij te houden. In de verte zie ik dat verschillende mensen de rotonde voor ons hebben geblokkeerd. Auto’s staan stil en mensen stappen uit. Terwijl ik naast Pukkie fiets en hem probeer af te leiden, mindert hij vaart. Ik spring van de fiets en als ik op hem duik, ontwijkt hij mij wederom behendig en zet het weer op een rennen. Wat een conditie heeft hij, zeg! Ik heb het warm en ben moe, gefrustreerd en radeloos. Als ik om mij heen kijk zie ik verschillende mensen die mijn radeloosheid zien en me willen helpen. Zoveel lieve mensen. Ik kan wel janken, maar dit geeft me kracht, en uitgeput zet ik mijn achtervolging weer in.
Midden op de randweg
Ondertussen zijn we aangekomen bij de randweg, waar de auto’s met 70 kilometer per uur voorbij racen. Pukkie zie ik niet meer en een angstig gevoel bekruipt me. Of hij wordt doodgereden, of hij duikt de bossen in en ik zie hem niet meer terug. Ik minder vaart en bij het stoplicht zie ik wederom een groep mensen staan die druk om zich heen kijken. Ik ren ernaar toe en roep: “Waar is ‘ie?” Verschillende mensen wijzen naar rechts en in de verte zie ik Pukkie midden op de weg rennen, richting het benzinestation. Verstand op nul en erachteraan. Ik ben kapot en krijg last van mijn voeten en steken in mijn zij. Het enig wat ik nog doe is zwaaien naar het tegemoetkomend verkeer om aan te geven dat ze snelheid moeten minderen.
Zo’n tien meter voor mij stapt een man uit zijn auto om een sprint in te zetten richten Pukkie. Ik probeer hem bij te houden, maar dat lukt me niet meer. Ik heb het gevoel dat ik door mijn benen zak en flauw ga vallen – midden op de randweg, waar zich ondertussen een file heeft gevormd. Als ik goed kijk zie ik dat Pukkie ook moe begint te worden. Hij stopt met rennen en verstopt zich onder een auto die midden op de weg stil staat. Snakkend naar adem kom ik aan bij de auto. De man die in de auto zit, vraagt of Pukkie onder de auto zit. Ik knik, want praten gaat niet meer.
Omsingeld
Opeens stappen verschillende mensen uit hun auto’s en samen omsingelen ze het voertuig waar Pukkie onder zit. Pukkie ligt zwaar hijgend precies in het midden onder de auto. Iedereen gaat op de grond liggen om Pukkie te pakken maar niemand kan er goed bij. Ik ben als de dood dat hij weer ontkomt, dus houd ik zwaar hijgend alles scherp in de gaten. Uiteindelijk verontschuldigt een man zich en strekt hij zich uit zodat hij Pukkie aan zijn bakkebaard onder de auto vandaan kan trekken. Pukkie blaft en bijt om zich heen, maar de stoere man geeft er niets om. Dan zie ik dat hij zijn halsband vastheeft. Ik heb uiteraard geen riem bij me, dus ik til Pukkie op en druk hem stevig tegen me aan. Iedereen kijkt opgelucht en ik voel me ontzettend nietig. Als ik om me heen kijk zie ik talloze mensen staan die zich allemaal in hebben gezet om Pukkie te vangen. Ik kan niet goed omschrijven wat ik voel, maar ben erg dankbaar. Terwijl ik mijn ademhaling onder controle probeer te krijgen, bedank ik de mensen die allemaal hun best hebben gedaan voor me: echt fantastisch!
Blote voeten
Terwijl ik Pukkie stevig vasthoud, begin ik nu toch ook wel mijn blote voeten te voelen. Ik heb 2,7 kilometer zonder schoeisel achter hem aangerend en denkend aan de terugweg slaat de vermoeidheid toe. Een jongedame komt achter me aan lopen en vraagt me hoe het gaat. Ik zeg dat ik blij ben dat ik Pukkie weer vastheb, vooral omdat het mijn hond niet is. Ze vraagt me waar ik heen moet en als ik zeg ‘bij het station’, vraagt ze verbaasd: ‘op blote voeten?’ Ze biedt aan me even te brengen; ik kan wel janken. Wat een lieve schat! Ilse heet ze – ik hoop dat ik haar ooit nog tegenkom, want door de stress en opluchting heb ik haar niet eens een kop koffie kunnen aanbieden.
Wie goed doet, goed ontmoet
Naderhand heb ik spijt dat ik niet de tijd heb genomen om iedereen te bedanken. De mensen die mij zomaar hun fiets meegaven, de mensen die op de weg gingen liggen om Pukkie tegen te houden en de mensen die achter mij aan zijn blijven rennen om te helpen waar dat nodig was. Het liefst had ik iedereen uitgenodigd voor een barbecue bij mij thuis. Het enige wat ik heb gedaan is Ilse bedanken: met een droge mond en trillende stem zei ik haar dat wie goed doet, goed ontmoet. Ze lachte me vriendelijk toe.
Eenmaal thuisgekomen neem ik wel even de tijd om alles te laten bezinken, mét de twee hondjes naast me. Ik het geleerd dat ik niet altijd argwanend moet zijn, en dat er genoeg mensen zijn die onbaatzuchtig hulp bieden wanneer je die kunt gebruiken. Mijn dank is groots.
Een bijdrage van Nordin